Algemeen
CBL en FNLI ondersteunen aanpassing Beleidsregel mededinging en duurzaamheid
Vorig jaar achtte de ACM de verduurzamingsafspraken omtrent de Kip van Morgen in strijd met de Mededingingswet. Veel partijen, waaronder het bedrijfsleven, maakten zich zorgen dat deze uitspraak een rem zou zetten op andere en toekomstige verduurzamingsinitiatieven. Daarom hield het ministerie van Economische Zaken een consultatie om de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid aan te passen. Het CBL en de FNLI ondersteunen het streven van het Ministerie om de totstandkoming van duurzaamheidsinitiatieven niet onnodig te beperken, door onduidelijkheid met betrekking tot mogelijke strijd met de Mededingingswet zo veel mogelijk weg te nemen.
CBL en FNLI brengen daarbij onder meer de volgende punten naar voren:
·De voorgestelde Beleidsregel is een verbetering, omdat duidelijk wordt gemaakt dat alle aspecten van duurzaamheidsinitiatieven in zijn geheel moeten worden bekeken om te kunnen beoordelen of een initiatief mogelijk in strijd met de Mededingingswet is. Dit voorkomt dat een duurzaamheidsinitiatief wordt afgewezen door ACM indien er een aspect is dat in isolement bekeken bijvoorbeeld in een prijsstijging zou kunnen resulteren, terwijl het gehele initiatief een significante bijdrage aan duurzaamheid kan leveren.
·Voorts betreft een verbetering de toevoeging dat de voordelen voor de samenleving als geheel dienen te worden meegewogen. Juist bij de beoordeling van duurzaamheidsinitiatieven is van belang dat niet uitsluitend de belangen van directe afnemers worden meegewogen. CBL en FNLI hebben het Ministerie wel opgeroepen dit niet te beperken tot de “Nederlandse” samenleving, zoals verwoord in de consultatieversie, aangezien het ook van belang is dat bijvoorbeeld kinderarbeid kan worden tegengegaan en productie in het buitenland milieuvriendelijker kan verlopen.
·De zogenoemde ‘bereidheid om te betalen’-methodiek die eerder door ACM op duurzaamheidsinitiatieven is toegepast, waarbij wordt geanalyseerd hoeveel geld afnemers over hebben voor een duurzaamheidsverbetering en dit wordt afgezet tegen de kosten die verband houden met het duurzaamheidsinitiatief, dient niet als enige toets te worden gehanteerd. Afspraken over duurzaamheid zijn nu juist vaak nodig, omdat niet alle afnemers bereid zijn om op korte termijn voor een verbetering van duurzaamheid te betalen. Bepaalde duurzaamheidsverbeteringen zijn ook lastig op geld te waarderen. Voorts is mogelijk dat niet-afnemers de duurzaamheidsvoordelen genieten, wat niet tot uitdrukking komt in de bereidheid om te betalen-methode.
·Het is van belang dat de definitieve Beleidsregel een verplichting bevat voor ACM om de in de Beleidsregel genoemde belangen en criteria te toetsen en voor partijen zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden.
·ACM heeft meerdere duurzaamheidsinitiatieven in strijd geacht met de Mededingingswet, waaronder de sluiting van oude kolencentrales in het kader van het SER Energieakkoord en de Kip van Morgen. Daardoor zijn marktpartijen op dit moment erg terughoudend in het ontplooien van nieuwe duurzaamheidsinitiatieven. Het is tegen die achtergrond essentieel dat de Beleidsregel de mogelijkheid bevat voor marktpartijen om vooraf duidelijkheid te krijgen van ACM met betrekking tot een nieuw duurzaamheidsinitiatief. Dat kan door een verplichting voor ACM op te nemen met betrekking tot ieder voldoende concreet en belanghebbend duurzaamheidsinitiatief desgevraagd een informele zienswijze of toezeggingsbesluit vast te stellen.
·Ten slotte achten CBL en FNLI het van belang dat bestaande bindende normen en verplichtingen in nationale en internationale regelgeving, waaronder afspraken op het gebied van (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen, beter door de overheid worden gehandhaafd. Het gebrek aan effectieve handhaving dwingt marktpartijen nu in aanvulling op reeds bestaande bindende regelgeving privaatrechtelijke afspraken te maken en samenwerkingsverbanden aan te gaan om de door de regelgeving nagestreefde doelen te realiseren. Daardoor ontstaat het risico op strijd met het mededingingsrecht terwijl bij een effectieve handhaving van de bestaande regelgeving nadere afspraken niet nodig zijn.
Het CBL en de FNLI kijken uit naar de definitieve Beleidsregel en zijn beschikbaar om hun standpunten richting het Ministerie en/of ACM nader toe te lichten. De complete reactie van CBL en FNLI op de consultatie is te vinden op de website van de overheid.
Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) behartigt de belangen van de supermarktbranche en foodservicebedrijven in Nederland. De levensmiddelenhandel draagt voor ruim 10% bij aan het Bruto Nationaal Product. De branche biedt werkgelegenheid aan ruim 300.000 mensen en is daarmee één van de grootste werkgevers van Nederland. Dagelijks doen vier miljoen consumenten hun boodschappen in supermarkten die het CBL vertegenwoordigt.